Ook kinderen met overgewicht willen met plezier bewegen

item_left

item_right

Ook kinderen met overgewicht willen met plezier bewegen

Artikel

Nieuw rapport toont hoe beweegaanbod inclusief kan zijn.

Anna Buyssens werkt als gezondheidspromotor in het Gentse wijkgezondheidscentrum Brugse Poort. In haar werk legt ze zich toe op het verkleinen van de gezondheidsongelijkheid en het vergoten van de gezondheidsvaardigheden van de wijkbewoners. Samen met Joline Goossens, een twintigtal kinderen, hun ouders en enkele beweegaanbieders onderzocht ze hoe een beweegaanbod inclusief kan zijn voor kinderen met overgewicht. In dit artikel deelt ze enkele bevindingen van haar onderzoekswerk dat via een participatief actie-onderzoek tot stand kwam.

Participatief actieonderzoek?

Dit participatief actieonderzoek had als doel om de gezondheid te verbeteren en gezondheidsongelijkheid te verminderen. Hoe? Door de mensen te betrekken die op hun beurt acties ondernemen om hun gezondheid te verbeteren.

Via participatief actieonderzoek wil men dus niet enkel kennis genereren maar ook handelen. Daarnaast zet participatief actieonderzoek participatie voorop als principe doorheen het onderzoek. Het onderzoek vond plaats in de wijk Brugse Poort, een wijk in de 19e-eeuwse gordel rond Gent. Het liep van januari 2021 tot juni 2023.

Complex samenspel

Momenteel is er nog schaarse kennis over de invloed van overgewicht in combinatie met andere kwetsbaarheden op het deelnemen aan het georganiseerd beweegaanbod.

We weten wel dat overgewicht op kinderleeftijd grote gevolgen heeft op de latere gezondheid. De combinatie van diverse kwetsbaarheden resulteert in nieuwe en complexe drempels. Enkele voorbeelden van dergelijke drempels: een beweegaanbieder die werk maakt van financiële toegankelijkheid maar niet differentieert op fysieke conditie zorgt dat kinderen afhaken. Of een kind dat graag een nieuwe sport wil proberen maar toch de stap niet zet omdat hij of zij schrik heeft om gepest te worden.

Beide voorbeelden tonen aan hoe verschillende drempels vaak tegelijk spelen en op elkaar inwerken. Net de combinatie van verschillende uitdagingen maakt het moeilijk voor kinderen met overgewicht om deel te nemen aan een georganiseerd beweegaanbod.

Kinderen willen plezier beleven

De kinderen die deelnamen aan ons onderzoeksproject waren allemaal jongens en meiden met een migratieachtergrond tussen 8 en 13 jaar met overgewicht. De kinderen vertelden dat bewegen vooral leuk moet zijn voor hen. 

Jammer genoeg is dit niet altijd zo. Kinderen ervaren georganiseerde groepsbeweegmomenten als onaangenaam als de beweegoefeningen hen niet liggen. Dat ervaren ze ook wanneer ze het gevoel hebben om niet mee te kunnen of op sociaal vlak stress ervaren. Het volgende citaat uit ons onderzoek illustreert dit signaal:

 ‘Die coach is boos en zegt dat je dat MOET doen en het kindje kan het niet omdat het te moeilijk is. Maar het kindje MOET het doen. Anders krijgt hij straf.’ (Elena*, 8j.)

We ontdekten dat de coach of trainer een belangrijke rol speelt in het creëren van een positief beweegmoment voor deze kinderen. Zowel door de manier waarop hij of zij de kinderen motiveert en differentieert zonder de kinderen te stigmatiseren, maar ook door de manier waarop die coach met de groepsdynamiek aan de slag gaat. Veel kinderen hebben hun eerste beweegervaringen in groep op school. Daarom is  ook de school een belangrijke context om na te denken over hoe kinderen met overgewicht kunnen plezier beleven aan bewegen. (lees verder onder de foto)

Ouders willen betrokken worden

Uit ons onderzoek bleek dat ouders vaak op de hoogte zijn van de voordelen van het bewegen en het belang van het aansluiten bij een georganiseerd beweegaanbod voor hun kinderen. Voor ouders primeert daarnaast dat hun kind zich goed voelt en veilig kan bewegen. Één van de bevraagde ouders zei daarover het volgende:

‘Ik ging hem eigenlijk naar de speelpleinwerking doen, maar mijn vrouw is er niet zo voor te vinden. Omdat dat zo een beetje… (zucht)… de vriendenkring is heel belangrijk. Je hebt daar kindjes die vechten. (…). Ik wil hem ook een beetje beschermen.’ (Moussa*, 43j.)

Ouders botsen echter op diverse drempels. Ze vinden niet altijd de juiste of meest actuele informatie rond de kostprijs of de inschrijvingswijze. Ze zijn niet vertrouwd met de sportclubcultuur of ze ervaren financiële drempels. 

Voor sommige ouders is het moeilijk om het wekelijks bewegen in te passen in de gezinsorganisatie, met bijgevolg een risico op uitval. Extra ondersteuning in de praktische organisatie kan een grote hulp zijn.

Eenmaal ingeschreven worden de meeste ouders graag betrokken.  De meeste ouders die deelnamen aan het project willen graag meer en beter op de hoogte zijn van hoe hun kind het doet. Dit kan door te communiceren via whatsapp of door een kort praatje aan het begin of einde van een beweegmoment.

Beweegaanbieders bouwen soms onbewust drempels in

Er bestaat een grote verscheidenheid aan beweegaanbieders, zowel op het vlak van soort beweegaanbod, manier van organiseren, financiering, …  Er zijn grote clubs die al jaren bestaan, maar ook kleine clubs die opstartend zijn.

Er zijn beweegaanbieders met een uitgesproken sociale insteek, zoals sociaal sportieve praktijken, clubs gericht op competitie of net niet, clubs die draaien op louter vrijwilligers of beweegaanbieders die extra financiering ontvangen via de gemeente.

Elke beweegaanbieder heeft bijgevolg zeer diverse handelingskaders, afhankelijk van onder andere de missie, visie en doelstellingen van de beweegaanbieder, financiële context, beschikbare communicatiekanalen, ... Toch kunnen zij elk een wereld van verschil betekenen voor kinderen die willen bewegen maar verschillende drempels ervaren.

Ondanks de inspanningen van de beweegaanbieders die we spraken in dit project merkten we toch dat de manier van coachen of de organisatie en communicatie ervoor kan zorgen dat kinderen en ouders toch de weg niet vinden of afhaken. Beweegaanbieders bouwen (onbewust) vaak heel wat drempels in en zijn niet altijd op de hoogte van de gevolgen ervan op de beweegkansen van kinderen met overgewicht. Sofie* is een trainster van een beweegaanbieder die we spraken. Ze antwoordde het volgende op de vraag of ze kinderen opbellen wanneer ze niet meer komen:

Op dit moment heb ik dat nog niet gedaan. (...). Nog niet aan gedacht, nee. Het is misschien ook omdat de groep nu wat groot wordt en ik ben dan bang dat als ik die nog extra ga motiveren, iedereen dan gaat komen en dan is het wel een hele grote groep. Dus nu laat ik het gewoon, wie komt die komt, wie niet wil komen, dat is een beetje vrije wil.’

Door meer bewustzijn te creëren bij beweegaanbieder rond drempels en hen te ondersteunen waar nodig vergoot je de kans dat kinderen die nu uit de boot vallen effectief gaan bewegen.

Diverse stakeholders nodig

Om kinderen met overgewicht warm te maken om regelmatig te bewegen binnen het georganiseerde aanbod is het niet enkel belangrijk om aanbieders te versterken in het werken met diverse kwetsbaarheden. Ook toeleiders, een lokaal beleid, koepelorgaisaties en opleidings- of onderwijsinstellingen hebben een opdracht hierin.

Toeleiders zijn actoren zoals zorgverleners, brugfiguren op scholen of jeugdwelzijnswerkers die een vertrouwensband hebben met het kind en het gezin. Zij kunnen kinderen en ouders met de wens om (meer) te bewegen ondersteunen: in het vinden van een gepast aanbod en in het overbruggen van diverse drempels die kinderen en/of ouders ondervinden. Ze vervullen daarnaast ook een belangrijke signaalfunctie wanneer het beweegaanbod ontoegankelijk blijkt te zijn.

Deze signalen komen idealiter terecht bij het beleid. Dat kan een stedelijk of gemeentelijk beleid zijn, alsook op het niveau van de federaties en koepelorganisaties. Vaak beschikt elke actor over een ander netwerk en tools om aan de slag te gaan rond een inclusief beweegaanbod. Aangezien beweegaanbieders veelal steunen op vrijwilligers is een sterk ondersteuningsbeleid cruciaal om werk te kunnen maken van meer inclusief beweegaanbod.

Zowel opleiding aan een hogeschool of universiteit als navormingen via federaties en kenniscentra bieden een kans om de (toekomstige) lesgever inzichten en tools aan te reiken om werk te maken van beweegmogelijkheden voor iedereen. Deze aanbevelingen gelden ook voor opleidingen die gericht zijn op sportlesgevers op scholen, aangezien kinderen op school vaak hun eerste beweegervaring in groep opdoen.

Meer over het onderzoek

Het participatief actie-onderzoek rond het georganiseerde beweegaanbod is een onderdeel van een project ‘Buurt in Beweging’ van het Gentse Wijkgezondheidscentrum Brugse poort. Buurt in Beweging ging in een tweede fase samen met de kinderen aan de slag in en met de publieke ruimte. Het project ontving financiële steun van het Sociaal Innovatie Fonds van de Stad Gent en kon rekenen op de medewerking van Universiteit Gent en Artevelde Hogeschool.

Het volledige rapport vind je hier; Rapport Buurt in beweging - onderzoek 2023 (wgcbrugsepoort.be)

Over de auteur: Anna Buyssens is opgeleid als sociaal werker met een master in de Gender en Diversiteit studies, en werkt als gezondheidspromotor in Wijkgezondheidscentrum Brugse Poort. Samen met wijkbewoners en wijkpartners maakt ze werk van het verkleinen van gezondheidsongelijkheid en het vergoten van de gezondheidsvaardigheden van de wijkbewoners.

* De namen gebruikt in dit artikel zijn fictief